zondag 25 december 2011

De werkelijkheid in voltooid verleden tijd.

Nieuwe trend in het Amerikaanse human interestlandschap: het voltooid deelwoord als titel van een tv-programma. In de fictie kenden we al programmanamen als Charmed en Lost. Maar nu willen televisiemakers ook bij reality shows het voltooide karakter van de handelingen, gesteld en gefilmd, benadrukken. 

Eerst en vooral is er "Excused" (CBS) een dating show waarbij niet geschikt bevonden kandidaten na een reeks bedenkelijke 'proeven' weinig hoffelijk de laan worden uitgestuurd. De presentatrice, de bevallige Iliza Shlesinger, maakt er een sport van de afgekeurde proefpersonen in dit 'sociale experiment' met een zo groot mogelijke lading beledigingen de deur uit te sturen. De "You're a little too demanding... aaaannd unattractive.", "You should sell your hair and pay for a personality" en andere pek en veren zijn finaal het deel van de hond met de staart tussen de benen. Waarna een onverbiddelijk "You're excused!" volgt.

Daarnaast heb je "Chopped" (Food Network), een kookprogramma waarin knoeiers in de keuken uit het programma 'gechopped' worden aan het einde van de aflevering. De culinaire kneusjes smossen wat met ingrediënten die als de spreekwoordelijke tang passen op het te bereiden varken. De televisiekoks, sorry, -chefs wetten hun groentemessen en snipperen de zwaksten onder hun telgen fijn. "Barney... you're chopped!

Verder is er ook nog "Saved" (Animal Planet). Dat is een human interest programma waarin verhalen aan bod komen van dieren die mensen redden (in de voltooid verleden tijd). "Finding hope in the healing power of animals" is de ondertitel. Ik beeld me dan een hond in die heldhaftig de slangenbeet in de kuit van zijn baasje schoonlikt. Of een tropische slak die een medisch verantwoord spoor trekt over de huid van een patiënt. Of een aangrijpende getuigenis van een paddenlikkende ex-heroïneverslaafde. Als een dokter je redt, dan is dat maar normaal, want die heeft ervoor gestudeerd. Maar een dier? Dat is toch hoogst bijzonder? En ook de kijker is van een duffe avond ge-saved.

Zulke sterke formats vragen om navolging op de Nederlandstalige televisie. Het uitgangspunt voor een (voor mij althans) interessant gedachtenexperiment. Enkele voorbeelden: 

VERTROKKEN: over reizigers die het slachtoffer werden van een wilde staking bij het spoor. Het mooie is dat het voltooide deelwoord hier ook bijvoeglijk gebruikt kan worden. Het duidt dan op de staat van het gelaat van de perrongijzelaar.

BESLAGEN: lief en leed in de stoeterij. Beslagen paardenfokkers op rust tonen met veel vakmanschap hoe ze hun dieren roskamden, poetsten, molken en... besloegen.

VERKNIPT: over kappers die werkzaam waren in psychiatrische instellingen.

GEBRUIKT: slachtoffers getuigen over hoe ze bedot werden bij tweedehandsaankopen.

GEREMD: over sociaal geïnhibeerde ex-testpiloten.

GEBELGD: over mensen die onrecht is aangedaan door de Belgische overheid.

TENEERGESLAGEN: over ex-boksers die weinig kampen wonnen. Je kan al eens neergeslagen worden, maar soms is het gewoon té. 

De mogelijkheden zijn met andere woorden legio. Beste televisiemakers uit Vlaanderen en Nederland, mis deze kans niet!

woensdag 21 december 2011

Jonas, de avontuurlijke kip.

Jonas was niet wat je noemt een doordeweekse kip. Geboren in een goed aangeschreven Brahma Meerzomig patrijskippenfamilie, bleek ze al wat ongewoontjes van zodra ze uit het ei rolde. In kippenmiddens geldt: degene die het langst zonder veren blijft op de schouders is een haantje. Dat was het geval bij haar, en dus werd ze Jonas genoemd. Maar al snel kreeg het kipje een groeispurt en werd de vermeende haan een schattig hennetje. Haar ouders ondernamen terstond een korte studieronde doorheen het arsenaal van gebruikelijke kippenamen, beginnend met jo- en eindigend op –nas. Misschien kon het euvel nog wel worden rechtgezet met een extra medeklinker, zo dachten ze. Maar ‘Johannas’ klonk te stijf en te Grieks. ‘Josefienas’ was dan weer veel te lang. Het bleef uiteindelijk gewoon Jonas. 

Terwijl het gemiddelde kuiken zich bekwaamt in graantjes pikken, bleek Jonas al snel in andere dingen geïnteresseerd. Ze kon urenlang zitten kijken naar de ganzen in het belendende hok. Haar familie woonde in een gezellige ren achterin een tuin. Die laatste sloot aan bij het landgoed van een abdij, en de paters daar hielden (van) ganzen. Jonas keek toe hoe die uit de kluiten gewassen vogels hun vleugels uitstrekten, een aanloopje namen met die onhandige grote poten van ze en hoe ze dan sprongen van enkele meters wisten te maken. Dat wilde ze ook kunnen. Als haar ouders even niet toekeken, oefende ze de basistechnieken, en voor iemand er erg in had, zat Jonas in de kruin van de pereboom die centraal in het kippenhok stond. Van daaruit overzag ze de abdij met het ganzenhok, en de grasvelden achter haar eigen thuis. Langs hun hok liep een smal wegeltje dat tussen het opgeschoten gras richting de horizon meanderde.   

Wat zou er ginder nog allemaal zijn?”, dacht ze bij die aanblik. “Misschien wonen er wel kippen die heel erg ver kunnen springen.

Haar ouders schudden meewarig de kam toen ze hen er om vroeg. 

Ach Jonas, waarom pik je niet gewoon je graantjes? Het is hier toch goed? Elke dag vers water aangelengd met wat abdijbier en knapperig graan, ecologisch verantwoord geteeld op een veld hier vlakbij. Wat wil een kip nog meer?”, probeerden haar ouders.

Kom zus, laten we een wedstrijd houden!”, zei haar broertje. “Om het meest graan pikken. Wie verliest, moet morgenochtend kraaien.

Maar Jonas’ hoofd stond niet naar pikken of kraaien. Ze droomde van ver springende kippen en tal van avonturen die achter de horizon op haar lagen te wachten. Ze wilde zelf de verst springende kip aller tijden worden, en dat moesten die Kippen Achter De Horizon haar leren. Ze wilde dat de kuikens in alle kippenrennen in de wijde omtrek zouden kakelen: “Wow, van springen, daar kan die Jonas wat van! Zo willen wij ook worden.

En dus besloot ze het zelf uit te zoeken. Op een dag was het zover. Voor het ochtendkrieken trok ze haar warmste vederpakje aan en huppelde fluks de kippenren uit en de wijde wereld in. Ze besloot de avontuurlijke route te kiezen door het hoge gras in plaats van het platgereden pad dat het wegeltje toch wel was. Al snel kwam ze een humeurige muis tegen.

Dag muis!”, zei Jonas.

Hmmm… hallo.”, gromde de muis.

Weet jij of er kippen achter de horizon wonen, muis?” 

Geen idee, en ik geef er ook geen moer om.”, klonk het bars. En de muis liep snel door.

Wat een brompot.”, dacht Jonas en ze trippelde verder.

Na een hele tijd kwam ze een fazant tegen.

Hallo fazant!”, begon de kip. “Mag ik wat vragen?

 “Kan het snel?”, vroeg het beest. Ze gluurde boven de grassprieten heen en trok dan snel haar kop in. “Kan het snel, want ik moet ervan door, en jij zou dat beter ook doen.

Weet jij of er kippen wonen achter de horizon?

Oei, neen, helemaal geen idee, lieverd. Sorry, ik moet nu echt weg.” En de fazant stoof met haar kop laag over de grond weg, ritsel ritsel tussen het hoge gras.

Jonas besloot het pad terug op te zoeken. Daar zou ze toch meer dieren tegenkomen. Even later stond ze op het wegeltje. In de verte kwam een vos aanwiebelen.

Misschien weet die wel wat over ver springende kippen.”, dacht Jonas. “Hallo! Hallo vos!”, riep ze om zijn aandacht te trekken. 

Hallo kippie.” 

De vos leek haar wat glazig aan te kijken, als iemand die door het venster van een banketbakkerij naar de fraaiste taart ooit gemaakt staat te staren. 

Hmmm… ver springende kippen. Klinkt vervelend, een kip die ver kan springen.”, antwoordde de vos toen hij ernaar gevraagd werd.

Oh, maar het is echt heel leuk, hoor.”, ging Jonas enthousiast verder.

Okee dan.”, zei de vos likkebaardend. “Volg me, ik weet een plekje waar we rustig wat kunnen drinken. We zullen dat springen daar wat verder bespreken.

Hebben ze er ook abdijbier?”, vroeg Jonas.

Euh… misschien wel. Er liggen elke dag wel andere restjes. De ene keer is dat wortelsap, en soms ook wel eens bier.” 

Klinkt tof!” 

In de meeste verhalen zou de vos Jonas nu meegelokt hebben naar zijn hol om haar daar met huid en pluimen te verslinden. De meeste verhalen spelen zich dan ook af nét nadat er zich een enorm hongergevoel meester maakte van het van flinke hoektanden voorziene roofdier. Deze vertelling is lichtjes anders. De vos werd namelijk al meer dan vier dagen lang verscheurd door een honger van jewelste.  Die dag was hij ’s morgens opnieuw opgestaan met dat vreselijk onbehaaglijke gevoel. Je tanden poetsen als je wat licht in je hoofd bent is geen sinecure, en dus had hij dat aan zich laten voorbijgaan. Hij was meteen het veld ingedoken en had zijn neus de lucht ingestoken. De wind was de vos die dag erg gunstig gezind. Al snel ving hij een vertrouwd geurtje op. Hij zette zijn vossenloopje, zijn ‘fox trot’ zeg maar, in en dat bracht hem langs een smal wegeltje door de velden tot aan een kleine, gezellige kippenren naast een ganzenhok en een abdij vol ganzenliefhebbende paters. Eens binnen verslond hij brutaal de haan, de hen en hun zoontje. Hij sleepte zich voldaan het hok uit. Wat een copieuze maaltijd was dat geweest! Hij had zelfs geen gaatje meer voor een dessert. Maar zijn keel was wat droogjes. Hij liep langs het wegeltje terug, op zoek naar een fris drankje. Daar kwam hij een kipje tegen dat op zoek was naar ver springende soortgenoten. 

De vos en de kip gingen naar een stortplaats wat verderop, waar ze zich te goed deden aan allerlei frisdranken, likeuren en bieren. Ze bespraken de sprongkracht van kippen. De vos vertelde over een zoo vlakbij, waar hij door het gaas hoog springend gevogelte had gezien. Maar dat bleken geen kippen en zelfs geen kipachtigen te zijn. Jonas maakte dan weer vanuit haar expertise een sterkte-zwakteanalyse van de gans, iets wat de vos met grote interesse volgde. Tegen het vallen van de avond besloten beiden hun respectievelijke reizen verder te zetten. 

De vos keerde terug naar zijn hol. Jonas was helemaal beneveld door het te weinig verdunde abdijbier. Haar kam was er van gaan hangen.  Ze begaf zich wankelend naar de baan langs de stortplaats. Enkele meters verder werd ze gegrepen door een aanstormend nijlpaard dat een halfuur voordien was ontsnapt uit de nabijgelegen zoo. Het kipje overleefde het niet. 

Het verhaal van Jonas zorgde voor veel beroering in de kippenwereld. Er werd flink op los gekakeld. Al snel heette het dat het dappere jonge kipje erop uit was getrokken om de gewelddadige dood van haar familie te wreken. Ze had zich flink geweerd en een vos of twee een oog uitgepikt, maar toen hadden ook de dassen zich in de debatten gemengd. De kuikens in alle kippenrennen in de wijde omtrek vertelden elkaar hoe ze stierf als een heldin, omdat ze graan (en vossenogen) kon pikken als geen andere kip ooit tevoren.

zondag 18 december 2011

Kaki cake!

Scoor bij uw kroost met deze heerlijke herfsttraktatie!

Iedere fruitblog die zichzelf iets of wat au sérieux neemt, biedt zijn lezers tegenwoordig minstens enkele recepten aan (want bloggers zijn nu eenmaal creatieve mensen, niet in het minst in de keuken). Om geen al te mal figuur te slaan in de blogosfeer en de schijn op te houden dat we zelf nét zo creatief zijn, bieden we u daarom helemaal gratis een recept aan, en wel voor een persimmoncake! Met dit dessert biedt u uw gasten aan de kerstdis niet alleen iets lekkers aan bij de obligate kop koffie. U kan er ook nog eens flink mee uitpakken! Want wie weet immers wat een persimmon is? U bent tenslotte zelf geheel toevallig op deze weblog belandt. Of niet?

"Persimmon, kaki, wat is het nu?", zal de aandachtige lezer ondertussen wat knorrig mompelen. Beide termen worden losjes door elkaar gebruikt, maar het gaat niet om één en dezelfde plant. De kaki en de persimmon zijn verwanten; neefjes uit verschillende werelddelen, zeg maar. Wat u bij ons in de supermarkt vindt onder de naam 'kaki' of 'persim(m)on' is meestal Sharonfruit. Dat is een kaki-ras uit Israël.

Sharonfruit












Wat moet u verder nog over de vrucht weten? In harde toestand is ze van nature uit niet te eten. Een kaki bevat heel veel looizuur (tannine), wat haar een zeer wrange smaak geeft. Laat ze evenwel wat narijpen en ze wordt heerlijk zoet. Bij het Sharonfruit uit de supermarkt is dit rijpingsproces kunstmatig versneld. Daardoor is deze kakivariëteit hard ook al lekker, maar wat minder zoet dan gewoonlijk.

Op naar dat recept dan maar:

Ingrediënten
1 kaki / persimmon / sharonfruit, gesnipperd of in kleine blokjes
160g boter
250g suiker
250g bloem, gezeefd
1½ theelepel bakpoeder
4 eieren
2 theelepels citroensap
2 theelepels vanille (ong. 2 vanillestokjes)
¾ theelepel zout
½ theelepel kruidnagel, gemalen
1 theelepel kaneel
½ theelepel nootmuskaat
(optioneel: 150g gemalen walnoten)

Verwarm de oven voor op 180° C. Vet een bakvorm in en strooi er bloem in uit. (Optioneel: Bedek de bodem met de gemalen walnoten.)

Mix de boter met het geel van de 4 eieren. Doe de suiker erbij en meng goed.
Voeg de bloem en bakpoeder toe; doe hetzelfde voor het citroensap, de vanille, het zout, de kruidnagel, de kaneel en de nootmuskaat.
Klop nu het eiwit tot het goed stijf is, en roer het voorzichtig door het deeg met een houten lepel, tot u een romig mengsel krijgt.

Leg een laag van het deeg over de walnoten (of op de bodem van de bakvorm indien die noten zeg maar niet uw ding zijn). Strooi daarover rijkelijk kakisnippers uit. Dek toe met een nieuwe laag deeg. Strooi daar opnieuw kaki over uit. Ga zo door tot alle ingrediënten op zijn. Zorg ervoor dat u eindigt met een laagje deeg bovenaan.

Zet het cakedeeg 55 à 60 minuten in de oven. Laat de bakvorm vervolgens zeker 15 minuten afkoelen alvorens u de cake eruit haalt.

Bestrooi de cake eventueel met bloemsuiker. En laat het smaken!


 

zondag 11 december 2011

Beschamende blogposts (1)

Ik heb nog eens gedanst. Weliswaar in een alleen-thuismoment in de behoorlijk beschutte en dus veilige omgeving van onze studeerkamer. Maar toch. Met “só nineties” danspasjes waagde ik me door de volledige “Rollo & Sister Bliss* Mix” van “(That’s When I Reach For My) Revolver” (oorspronkelijk van Moby). Voluit was dat dus: That’s When I Reach For My Revolver (Rollo & Sister Bliss Mix). Destijds gold in de muziekindustrie: hoe langer in duurtijd het nummer, hoe langer ook de titel en hoe groter het aantal overbodige woorden erin. Toen kon dat allemaal nog. Je had ook nog de Rollo & Sister Bliss Vocal Mix trouwens. Daarin was de zanglijn van Moby behouden. De mindere versie wat mij betreft.

Keren we terug naar dat dansen. Het was sterker dan mezelf. Ik vind het nog steeds een van de betere house / dance / trance / techno / acid / whatever-nummers ooit aan elkaar geplakt op een computertje. Die rauwe vette beat! Dat ‘ik tok hier even op een houtblok’ sampletje! Het van Doplereffect doordrongen eendenkwaakje! De ‘damsel in distress’ backing vocal! Een ritmische samentrekking van de quadriceps vanop mijn stoel mondde door al deze ingrediënten al snel uit in enkele ‘hip bumps’, ‘scuffs’ en ‘shimmies’ (of zoiets) op een geïmproviseerde dansvloer van linoleum. En het was zelfs leuk.

Handige link naar de Vocal Mix: http://www.youtube.com/watch?v=oI92m1S-fXk

Voor diegenen die nu denken “Daar had ik bij willen zijn.”: U vergist zich. En oh ja, houd het een beetje stil.


*Twee leden van de in dancemiddens legendarische groep Faithless

woensdag 7 december 2011

Het eenzame blikje.

Ze was al een tijdlang onderweg toen ze plots een lelijke kramp kreeg bovenaan het schouderblad.

Hè, even rusten”, zei ze met een wat vertrokken bek, en keek vlug rond naar een geschikte plaats.

Daar, dat zwarte vlak ziet er net goed uit”. Ze duwde haar kop en opperarmbenen naar beneden en gleed in een sierlijke duikvlucht naar de uitverkoren rustplaats toe.

Tek…tektektek”, weerklonk het metaal onder haar poten. Ze was neergekomen en had nog wat kleine sprongetjes gemaakt om dat schouderblad te ontlasten. De perfecte landing is een metier op zich, en dat had ze, vond ze, meer dan behoorlijk onder de knie. Bij een doordeweekse vlucht zou ze in één ononderbroken beweging neergekomen zijn. Haar staart lichtjes omhoog, dat is lekker elegant. En als er toevallig van die vervelend kwetterende kletstantes, zoals haar buurvrouw Magali, in de buurt waren, placht ze de vleugels met de nodige flair kort de lucht in te steken om ze daarna keurig op te vouwen. Gewoon, zomaar. En om roddelaars de mond te snoeren. Want van toen ze nog een ekstertje was, had ze moeten aanhoren dat haar veren niet mooi gelijkmatig recht zaten.

Gewoon even met je bek erdoor en het zit zo weer goed, hoor.”, zei de goedbedoelende vriend of ouder steevast.

Ik heb nog een leven naast die veren, weetjewel.”, dacht ze dan.

En landen was nog zo’n aspect waar ze zogezegd wat advies kon gebruiken.

Je landt als een jongetje, liefje. Zo ga je nooit een leuke eksterjongen vinden.

Ja, mam!” Zucht.

Dat gekwetter, dat word je zo beu! Zo zat ze wat voor zich uit te mijmeren. De eerste zonnestralen braken de nachtelijke hemel open en kleurden hem fuchsia roze. Ze haalde haar schouderbladen nog eens op om de kramp eruit te krijgen.

Hallo”, klonk het plots, van onder de zwarte plaat onder haar poten.

Euh… hallo.

Let je wel even op dat je geen krassen maakt met die klauwen van je?”, zei de metaalachtige stem.

Oh sorry.

Zet je anders even op één van mijn spiegels.

Ze maakte een sprongetje, en landde voorzichtig op de linkerspiegel.

Beter zo?

Ja, hoor. Veel beter.”, klonk het tevreden. “Zo, wat brengt je hier?

Oh.”, zei ze, “Ik had even een kramp en wilde wat rusten.

Dan ben je op de juiste plek.”, zei de stem, “Het is hier erg rustig.

Dat zie ik, ja.” Ze nam de tijd om de omgeving in zich op te nemen. “Is het hier altijd zo rustig?

Toch wel.”, was het antwoord, “Behalve op zondagvoormiddag. Dan stromen zo van die grote, sportief uitziende jongens vooral hier toe. Meestal zitten ze vol joelende mensenkinderen, en moeders met zonnebrillen in hun haar. Het plein hiernaast is een hockeyveld.

Maar die grote jongens praten niet tegen me.”, ging de stem voort. “Ze komen hier op zondagen vooral om te snoeven over oliemerken, ruitenwisservloeistof en sportuitlaten. Dat is mijn wereld niet echt, om het zacht uit te drukken.

Klinkt inderdaad een beetje saai. En wat doe je dan op de andere dagen van de week?

Ach, ik kijk een beetje rond. Volg het voorbijrijdende verkeer. Kijk naar hoe de zon opkomt, rond deze plek cirkelt en ’s avonds weer ondergaat. Luister naar hoe de wind herfstblaadjes afrukt en ze doet ronddwarrelen op de straatstenen. Ik sta hier best wel comfortabel op mijn plekje. Het is lekker ruim. En soms zie je de gekste…

Leuk voor je.”, onderbrak ze de stem, “Maarreuh… ik moet er maar eens vandoor. Mijn kramp is he-le-maal weg. En ik moet mijn veren nog goedsteken en zo, voor ik vanavond uitga. Druk druk druk, weetjewel.

Oh… okee. Tot ziens dan?”, zei het zwarte blikje.

Euh… ja, tot ziens. Nog een fijne dag hier.” En weg was ze.


Meer dan verhoopt...

Je was nog zo'n ukje
Toen ik je kocht
Ik ging van je houden
Raakt’ aan je verknocht

Je groeide, ja, groeide
Het héle jaar rond
En voor je verjaardag
trakteerd' ik met potgrond

Je bent nu een kanjer
Twee meter of iet
Maar zeg me eens eerlijk,
dat hoort voor een dwergplant toch niet?

zondag 4 december 2011

Een boekbespreking.

Ik heb dit weekend dat boek gelezen dat je me had aangeraden”, begon ik.

Oh”, zei ze. Dat deed ze wel eens meer. Zo´n korte ´Oh´ waarbij je niet meteen weet of je je verhaal dan maar zal verderzetten of er beter ineens helemaal mee ophoudt. Zou het een floepuitspraak (p.208) zijn: een uitspraak die eruit floept voor ze het weet, zonder dat ze er het type voor is?

Ja”, waagde ik het er dan toch maar op. “Het was niet helemaal wat ik ervan verwacht had.

Hoezo?”, ging ze onverkort kort door.

Wel, het stond bij Taal- en letterkunde in de bib, maar bleek meer een soort verzameld werk van een cabaretière te zijn. Met taal als voornaamste inspiratiebron, dat wel.”, hield ik er de moed in.

Vreemd dat het daar stond. Ik vond het echt een ontzettend grappig boekje”, leek ze nu wat los te komen.

…en ik heb het stukje over de on-woorden gevonden, helemaal achterin, op p. 202 om precies te zijn, bij de Taalmysteries. Elders, bij de Beledigende Complimenten (p.184) werd trouwens ‘onnavolgbaar’ aangehaald. Je weet wel, zoals in Onnavolgbare Kat.”. Ietwat gegeneerd voegde ik daar nog aan toe: “Dat adjectief had ik dus weer mooi voor je uitgezocht.


“Maar”, probeerde ik de situatie snel te corrigeren, “het is natuurlijk alleen maar beledigend als je dat adjectief interpreteert vanuit Het Nee, in plaats van Het Ja!”. (p.183)

Check.

 -- Oei, weer zo’n floepuitspraak? --

Wat ik ook nog wel herkenbaar vond, is het stukje over buitenlandse plaatsnamen en hoe je die uitspreekt. (p.73)”, gooide ik het snel over een andere boeg. “Het is inderdaad wat vreemd als iemand het over Paris heeft in plaats van Parijs. Maar als iemand het anderzijds over Oporto (1) heeft of het Ueno-koen (2) park in Tokio, dan stoort me dat wel, en dan wil ik wel laten zien dat ik ‘betrokken’ ben, zoals de schrijfster dat noemt.

Er stond verder een leuk stuk in over voornamen. De schrijfster wil een lans breken voor de gekke naam. In je jeugd is het even doorbijten, zo stelt ze, maar als je groot bent, en je wilt iets doen waarvoor het nodig is dat mensen je naam onthouden, dan heb je iets goeds in handen. Dat ziet er dus goed uit voor je.” (p.81)


… waarmee ik niet wil zeggen dat jij een gekke naam hebt. Maar het zou wat minder makkelijk zijn als je per se bloemenwinkelgerante of lerares Latijn zou willen worden.

 -- Dat leek niet echt te helpen. --

Wat is dat toch met je, dat je me altijd maar wil beledigen?”. Ze wendde haar blik af.

 -- Ack. Dit gaat niet bepaald de goeie kant op. --

Jawoor!”, probeerde ik dan maar. (p. 137)

Haha.

 -- Dat werkt verdorie echt! --

Fijn dat je het een leuk boek vindt”, besloot ze.

"Ja, dank je wel. Andere boekentips zijn altijd welkom. Ik heb nu toch wat tijd."

(Noot: Alle paginaverwijzingen refereren aan bladzijden uit het boek 'Taal is zeg maar echt mijn ding' van Paulien Cornelisse)
-------------------------------------
(1) In het Portugees heeft de stad Porto een lidwoord: o Porto. De Britten zijn haar ooit verkeerdelijk Oporto beginnen noemen, en dat is helaas in meerdere talen overgenomen.
(2) Koen (spreek uit: ko-en) is het Japanse woord voor park. Ueno-koen park is dubbel op. 

zaterdag 3 december 2011

Het verhaal van Sam en Tom.

Sam en Tom zijn 2 ‘scandinavian boots’. Sam is een linker- en Tom een rechterboot, al vergist menig mens zich wel eens in hun podologische oriëntatie. Dat komt door hun afkomst. “Ja! Scandinavian, dat ken ik”, zou de onoplettende lezer nu kunnen gaan denken, “het zijn dus Zweden, of Noren, of misschien wel Denen, niet?” Wel, eigenlijk zijn ze 100% Iers.

Als Sam en Tom konden praten, zouden ze met een iel stemmetje ‘mama’ zeggen tegen Lucy Lovely, het mooiste Lincoln Longwool schaap dat ooit over de weiden van boer Niall Addergoole liep. En dat is niet mis, want het sappige gras daar, op de landerijen langs de Letteragh Road in Galway, heet een delicatesse te zijn in de schapenwereld. Sommigen zeggen dat de hoge concentraties aan vitamine E en selenium daarvoor verantwoordelijk zijn; anderen wenken je, ernaar gevraagd, naar het minst verlichte hoekje van de pub en beweren stellig, maar steevast op fluistertoon dat de feeën verantwoordelijk zijn. Volgens de oude Keltische mythologie gaat de feeënwereld elk jaar opnieuw even over in die van de mensen, zo ter hoogte van het oude kerkhof van Galway. Op het donkerste punt van de nacht vliegen de mythische wezentjes van daaruit fluks de mensenwereld binnen.  Tussen de zerken door slingeren ze  de weiden in. Het feeënstof dat aan hun ivoorkleurige satijnen gewaden was blijven hangen, wordt op die manier over de aardse graslanden uitgestrooid. Eens per jaar glinsteren en flikkeren die daardoor als een flink opgesmukte kerstboom.

Wat er ook van zij, de schapen van Letteragh Road zijn dankzij dit uitstekende voer in de wijde omtrek gekend om hun wolligheid, hun eloquent geblaat en hun doorgrondende schaapachtige blik. Dat Lucy Lovely uitblinkt in al deze disciplines, stemt boer Niall hoogst tevreden. En tegelijkertijd ook wel wat angstig. Want zo'n prijsschaap trekt natuurlijk de aandacht. Toen op een dag een Japanse schapenhandelaar zich in de stad aanbood met een grote koffer vol yens en een samuraizwaard, deed meteen het gerucht de ronde dat Lucy Lovely voortaan in de wei van de Japanse keizer zou ronddartelen. Naast het gras is Galway namelijk ook bekend voor de sterke drank, en daarmee samenhangend de sterke verhalen. Zo beweerde Diarmuid ó Cuinn, een notiore kroegtijger, ooit dat hij tijdens een nachtelijke strandwandeling een Galway hooker* uit het water had zien opstijgen richting de stad om daar maar nipt de nok van de kathedraal te missen. Maar keren we terug naar Lucy. Toen boer Niall hoorde dat een Japanner lelijk in zijn schapen wilde rijten zijn rapen wilde schijten, verborg hij snel zijn favoriete schaap in het kippenhok. Eén van de jongere, onervaren kipjes legde prompt een tweede ei.

De Japanner, een halve dag flink om de tuin geleid door ongeruste buren, was ontdaan van zijn zwaard toen hij tegen de avond lichtjes rood aangelopen het erf van Nialls boerderij kwam opgedwarreld. Aan het krat pale ale onder zijn arm had hij niettemin een mooie deal overgehouden. Na wat plichtplegingen en uitwisselen van business cards (die van Niall keurig met de hand geschreven), besloot de Japanner over te gaan tot de orde van de dag: “Addergoole-san, u weet waar ik voor kom?”. “Euh… voor mijn gras?”, probeerde Niall zich van de domme te houden. “Hai! Inderdaad!”, zei de Japanner, “u bent een wijs man, zoals me gezegd was. Dat doet me plezier.” Niall keek de man wat onthutst aan, maar zag dat het hem bittere ernst was. Beiden waren er nadien snel uit, en sinds die dag vertrekt er elke week een container gras vanuit Galway naar Kyoto. Daar wordt het zorgvuldig herplant en gemasseerd en elke woensdagnamiddag op een Japanse luitconcert getrakteerd. En Lucy Lovely blinkt gewoon verder uit in schaap zijn op haar vertrouwde plekje.

Zowel Sam als Tom zijn nu directe afstammelingen van dit geweldige Ierse dier, en ze zijn zelf ook gezellig maat XL; ze excelleren met andere woorden in het pantoffel zijn. Ze zijn warm, zacht aan de zool, knuffelbaar, maar ook gewoon aangenaam om even aan te raken. En ze zien er toch wat stoer Scandinavisch uit. Tom buigt bovendien lekker mee naar binnen met mijn rechtervoet. Maar ook Sam zou die rol perfect kunnen vervullen. Dat heb je namelijk met éénwollige tweelingen.

* Een traditionele vissersboot
Sam en Tom, broederlijk naast elkaar.