Geschrokken lezers maakten er ons attent op dat helden doorgaans niet sterven in verhalen. Zeker niet als ze van de avontuurlijke soort zijn. Wij delen uw bezorgheid. Alleen gaat een verhaal nu eenmaal zoals het gaat… eens u een bepaald perspectief koos om het te volgen.
De vos keerde terug naar zijn hol. Jonas was helemaal beneveld door het te weinig verdunde abdijbier. Haar kam was er van gaan hangen. Ze begaf zich wankelend naar de baan langs de stortplaats. Enkele meters verder werd ze gegrepen door een aanstormend nijlpaard dat een halfuur voordien was ontsnapt uit de nabijgelegen zoo. Het kipje overleefde het niet.
Uren verstreken…
“Hey, hallo!”
“Umpff.. wa..?”, kreunde Jonas. Haar kop bonkte hevig.
“Alles okee?”
“W-wie ben jij? Waar zijn we?”
“We zitten in een legbatterij. En ik ben Frieda.”
“Juist.” Jonas krabbelde overeind. Voor haar stond een jonge haan met een vaal verenpak. "Ik ben Jonas. Wat is er gebeurd?”
“Wel, wat er precies gebeurd is met je, weet ik niet”, zei Frieda, “maar we zijn in een grote truck hiernaartoe gebracht en je was helemaal van de wereld toen je in de oplegger gelegd werd.”
“Een truck? Dus geen nijlpaard? Dacht echt dat ik eraan was. Had die sherry moeten laten…”, mompelde Jonas.
“Huh?”
“Heh… laat maar.”
Frieda en Jonas brachten druk kakelend de rest van de nacht door. Ze werden meteen beste vrienden, in kippemiddens gaat dat heel snel.
De legbatterij was niet echt hun ding. Jonas, omdat springen haar nu eenmaal beter af ging. Frieda, omdat hij een haan is, zij het dan eentje die door zijn beperkte bontheid nogal veel op een hen lijkt. Bij de eerstvolgende poetsbeurt van de hokken, kozen ze daarom het hazenpad. Ze kwamen na heel wat omzwervingen terecht op een afgelegen boerderijtje. Daar besloten ze hun eigen gezin te stichten. Jonas deed ongeveer al het werk en Frieda stuurde naar iedereen die ze hadden leren kennen in de legbatterij een kaartje. Daarop stond met ganzenveer gekrabbeld: “Wij zijn zwanger.” Want ook in de kippenwereld kan je niet zomaar zeggen dat de hen alleen het ei draagt en uitbroedt. En na precies 21 dagen was daar hun eerste kuikentje... Kim.
De vos keerde terug naar zijn hol. Jonas was helemaal beneveld door het te weinig verdunde abdijbier. Haar kam was er van gaan hangen. Ze begaf zich wankelend naar de baan langs de stortplaats. Enkele meters verder werd ze gegrepen door een aanstormend nijlpaard dat een halfuur voordien was ontsnapt uit de nabijgelegen zoo. Het kipje overleefde het niet.
Uren verstreken…
“Hey, hallo!”
“Umpff.. wa..?”, kreunde Jonas. Haar kop bonkte hevig.
“Alles okee?”
“W-wie ben jij? Waar zijn we?”
“We zitten in een legbatterij. En ik ben Frieda.”
“Juist.” Jonas krabbelde overeind. Voor haar stond een jonge haan met een vaal verenpak. "Ik ben Jonas. Wat is er gebeurd?”
“Wel, wat er precies gebeurd is met je, weet ik niet”, zei Frieda, “maar we zijn in een grote truck hiernaartoe gebracht en je was helemaal van de wereld toen je in de oplegger gelegd werd.”
“Een truck? Dus geen nijlpaard? Dacht echt dat ik eraan was. Had die sherry moeten laten…”, mompelde Jonas.
“Huh?”
“Heh… laat maar.”
Frieda en Jonas brachten druk kakelend de rest van de nacht door. Ze werden meteen beste vrienden, in kippemiddens gaat dat heel snel.
De legbatterij was niet echt hun ding. Jonas, omdat springen haar nu eenmaal beter af ging. Frieda, omdat hij een haan is, zij het dan eentje die door zijn beperkte bontheid nogal veel op een hen lijkt. Bij de eerstvolgende poetsbeurt van de hokken, kozen ze daarom het hazenpad. Ze kwamen na heel wat omzwervingen terecht op een afgelegen boerderijtje. Daar besloten ze hun eigen gezin te stichten. Jonas deed ongeveer al het werk en Frieda stuurde naar iedereen die ze hadden leren kennen in de legbatterij een kaartje. Daarop stond met ganzenveer gekrabbeld: “Wij zijn zwanger.” Want ook in de kippenwereld kan je niet zomaar zeggen dat de hen alleen het ei draagt en uitbroedt. En na precies 21 dagen was daar hun eerste kuikentje... Kim.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten